Classificatie

Classificatie en proeven

De Europese normen leggen zich toe op mechanische aspecten van inbraakvertragend schrijnwerk.


Op dit ogenblik is de voornormenreeks NBN ENV 1627 tot 1630 uit 1999 van kracht. De normenreeks EN 1627 tot EN 1630 zullen in de loop 2010 bekrachtigd worden. Vanaf hun officiële publicatiedatum zullen deze documenten de voornormen NBN ENV 1627 tot 1630 vervangen.

De normenreeks EN 1627 tot 1630 zijn bedoeld als referentiedocumenten voor de beoordeling van de prestaties van inbraakvertragend schrijnwerk. Daarnaast bevatten deze normen ook een beschrijving van de proefmethoden die gehanteerd werden voor de bepaling van de weerstand van de gevelelementen tegen een statische en dynamische belasting en tegen manuele inbraakpogingen.

De norm EN 1627 bevat een classificatiesysteem voor voetgangersdeuren, vensters, gordijngevels, roosters en sloten, afhankelijk van hun inbraakweerstandsprestaties. Er worden zes inbraakweerstandsklassen onderscheiden (zie tabel 1), afhankelijk van het gebruikte gereedschapstype en de duur van de weerstand tegen manuele inbraakpogingen (uitgedrukt in minuten). De klassen 1 en 6 bieden respectievelijk het minste en het meeste weerstand tegen inbraak.
 

Weer-
stands-
klasse
(EN 1627)
Aanvalstype Proeven
Inbreker Gereedschap Statisch
(EN1628)
Dynamisch
(EN1629)
Manueel (EN1630)
Proef Gereedschaps-
set
Weerstands-
duur [min]
Totale proefduur [min]
1 Ongeoefend Eenvoudig klein gereedschap, fysieke kracht X X - A1 - -
2 Ongeoefend Idem + eenvoudig gereedschap (schroeven-draaier, tang, houten of plastic wiggen, zagen) X X X A2 3 15
3 Geoefend Idem + extra schroevendraaiers, koevoet, kleine hamer, handboormachine, pendrijvers X X X A3 5 20
4 Ervaren Idem + zware hamer, bijl, hout-, metaal- en boutenschaar, beitel en draadloze boormachine X - X A4 10 30
5 Ervaren Idem + elektrisch gereedschap (boor, decoupeerzaag, reciprozaag, haakse slijper) X - X A5 15 40
6 Ervaren Idem + moker, ijzeren wig, krachtig elektrisch gereedschap (slijpschijf, klophamer) X - X A6 20 50
Tabel 1 Classificatie van de inbraakweerstand volgens de Europese normen EN 1627 tot 1630


De normen EN 1628, 1629 en 1630 beschrijven proefmethoden voor de bepaling van de weerstand van gevelelementen tegen respectievelijk een statische belasting, een dynamische belasting en een manuele inbraakpoging.

De opeenvolging van de proeven wordt beschreven in de norm EN 1627. De statische en dynamische proeven en de manuele voorproef worden achtereenvolgens uitgevoerd op een eerste element, voor zover het resultaat van de proef in uitvoering niet beïnvloed wordt door de eventuele schade die tijdens de voorgaande proef/proeven aan het element berokkend werd. Vervolgens gebruikt men een nieuw element voor de manuele hoofdproef.
 

BR_6.jpg
Afbeelding 1 Statische proef
BR_1.jpg
Afbeelding 2 dynamische proef
BR_4.jpg
Afbeelding 3 manuele proef

 

De statische proef

Bij de statische proef (zie afbeelding 1) oefent men met een hydraulische vijzel een belasting uit op verschillende punten van het element (sluit- en ophangpunten, hoeken van het vulpaneel, ...). De uitgeoefende belastingen, de proefduur en de toegelaten maximale vervormingen hangen af van de beoogde weerstandsklasse

De dynamische proef

De dynamische proef (zie afbeelding 2) wordt uitgevoerd voor weerstandsklassen 1 tot 3 indien het element de statische proef doorstond. Bij deze proef laat men een dubbele band met een massa van 50 kg (beschreven in de norm NBN EN 12600) vallen op verschillende vooraf bepaalde punten van het element (middelpunt en hoeken van het vulpaneel, ...). De valhoogte hangt af van de beoogde weerstandsklasse.

De manuele proef

De manuele proef (zie afbeelding 3) wordt in twee fasen uitgevoerd voor de weerstandsklassen 2 tot 6 indien het element de statische en dynamische proeven doorstond. Tijdens de manuele voorproef tracht men de zwakste en kwetsbaarste punten te ontdekken evenals het meest doeltreffende gereedschap uit de beschikbare gereedschapsset. Deze proef vindt plaats nadat het element weerstond aan de statische en dynamische proeven. Vervolgens voert men, op basis van de gegevens die men vergaarde tijdens de eerste proef, de manuele hoofdproef uit op een nieuw schrijnwerkelement. Tijdens deze proef tracht men een opening te realiseren binnen de tijdspanne die opgelegd wordt door de beoogde weerstandsklasse (zie tabel 1).

De gereedschapsset die gebruikt wordt voor een bepaalde weerstandsklasse bestaat uit de gereedschappen die eigen zijn aan deze klasse, vermeerderd met de gereedschappen van de lagere klassen (zie afbeelding 4). Zo zal een manuele proef van klasse 3 uitgevoerd worden met de gereedschapssets A1 tot A3. De gereedschapsset A1 wordt gebruikt voor de voorbereiding van de elementen op de statische en dynamische proeven voor weerstandsklasse 1 en tijdens de manuele voor- en hoofdproeven voor weerstandsklassen 2 tot 6.

BR_2.jpg
Afbeelding 4 Gereedschapssets A1 en A2 voor de manuele proef op elementen met inbraakweerstandsklasse 2.

 

BR_3.jpg
Afbeelding 5 Kalibers voor de manuele proef.

Het beproefde element voldoet aan de eisen die de norm EN 1627 opgeeft voor een gegeven inbraakweerstandsklasse indien de toegelaten maximale vervormingen op geen enkel moment overschreden worden. De toegelaten maximale vervormingen zijn afhankelijk van het proef- en/of belastingstype en worden gecontroleerd met behulp van een aantal kalibers (zie afbeelding 5).

Extrapolatie van de inbraakweerstandsproeven

In de normatieve bijlage D van de norm EN 1627 beschrijft men hoe de resultaten van de inbraakweerstandsproeven geëxtrapoleerd kunnen worden naar elementen met afmetingen die afwijken van deze van het proefelement, maar toch binnen de onderstaande grenzen liggen (voor zover het proefrapport geen bijkomende beperkingen oplegt) :

  • voor deuren: toegelaten afwijking op de breedte en de hoogte van het proefelement van - 20 % tot + 10 %
  • voor vensters: toegelaten afwijking van ± 25 % op het oppervlak, van + 5 tot - 20% op de afstand tussen de oek van het element en het eerstvolgende sluitpunt en van + 5 tot - 30 % op de afstand tussen de sluitpunten.
     

Het aantal sluitpunten mag enkel verminderd worden indien de afstanden tussen de overblijvende sluitpunten kleiner blijven dan de afstanden bij het beproefde element. De bijlage geeft ook regels op voor de uitwisselbaarheid van het hang- en sluitwerk.

Elke aanpassing (qua afmetingen, opbouw) die afwijkt van deze die opgenomen zijn in de bijlage D, moet een gunstig advies krijgen van het proeflaboratorium. Zoniet is een bijkomende proef vereist.

Voeg een reactie toe